Psalm 50c vers 11-23

Blad: 63r

Bid: Vers 11-17

Kijk:

In de rechter bovenhoek van het eerste beeld op deze bladzijde spreekt de hand van God tot een man, die op het punt staat een boek achter zijn rug te laten vallen. Het is een verbeelding van vers 17, waar in het latijn letterlijk staat: Jullie hebben mijn woorden achter jullie rug gegooid. In de andere hoek laat een man zich bij de hand meevoeren door een ander. Een verbeelding van het daaropvolgende vers: Ziet gij een dief dan gaat ge met hem stelen... Het vervolg van dit vers was ongetwijfeld plastisch uitgebeeld onder in beeld, maar werd door een preutse lezer weggekrast: met hen die echtbreuk plegen gaat ge om.

Bid: Vers 18-22

Kijk:

In het tweede beeld op deze bladzijde staat een man met opgeheven handen, hulpeloos toe te kijken hoe een leeuw naar een man loopt die voor een stadspoort staat; het blad is hier ernstig beschadigd. Wat wordt hier uitgebeeld, want de psalm spreekt in het geheel niet over een leeuw? De kerkvader Augustinus voegt aan vers 22 (Verstaat het toch, gij die aan God niet denkt, want anders grijp Ik u en niemand zal u redden) toe dat God toeslaat als een leeuw. Hij verwijst daarbij naar de leeuw uit de eerste brief van Petrus (5, 8): Wees waakzaam, wees op uw hoede, want uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi.

Bid: Vers 23

Luister:

Zie onder Psalm 50a.

Schrijf:

In drie van de vier illustraties bij deze psalm is de werkzaamheid van God zichtbaar gemaakt. God die (via Christus) tot de mens spreekt en de wet geeft. God die de mens confronteert en terecht wijst. God die onverhoeds als een leeuw toeslaat. Kom ik persoonlijk deze werkzaamheid van God tegen en hoe dan?