Psalm 4 Cum invocarem – Op mijn aanroep

Blad: 4v

Lees:

Boven de psalm staat het volgende commentaar: Dit is de stem van Christus en de stem van de kerk.

Bid: Vers 1-5

Kijk:

Hoe we ook kijken, er is niet meteen een verband te ontdekken tussen de gelezen verzen van de psalm en het beeld dat er onder staat. Wat zien we? In het midden staat een vierkant altaar en daarop liggen vier ronde broden in kruisvorm en staat een grote beker met twee oren. Rechts staat Christus op blote voeten; hij maakt als een leraar met zijn hand het spreekgebaar, maar wat zegt hij? Wordt hij hier afgebeeld als de bidder van de psalm? Hij maakt het spreekgebaar in de richting van de man die helemaal links staat en die met een open hand luistert naar wat er tegen hem gezegd wordt. Tussen hen in omarmen twee met zwaarden gewapende mannen elkaar innig en zij kussen elkaar. Of zijn zij met elkaar in gevecht? Wat hebben zij met de woorden van de psalm van doen? Is de man rechts dezelfde als de luisteraar, die helemaal links staat? Naar wie of waarnaar wijst hij buiten het kader van het beeld? Wijst hij naar het begin van psalm 5 op de volgende bladzijde? Of wendt hij zich af van het altaar en zoekt hij zijn heil ergens anders?

Bid: Vers 6-9

Kijk nog eens:

Deze verzen werpen een nieuw licht op het beeld. De kunstenaar legt een verband tussen het offeren van de gaven uit vers 6 en het offer van de eucharistie. Hij volgt daarin de kerkvader Augustinus, die de verbinding legt tussen de rijke oogst uit vers 8 (van koren en wijn; ontbreekt in de vertaling van Bronkhorst in het Getijdenboek) en de eucharistie. In de hele psalm wordt echter over kussende of ruziënde mannen niet gesproken. Of is er een verband met de woorden van Jezus in het evangelie volgens Matteus (5, 23-24):  In dat geval is de man rechts op weg om zich te verzoenen  met zijn naaste. Het is overigens verleidelijk om te denken dat de man rechts de vraag uit vers 7 stelt, in de vertaling van Gerhardt en Van der Zeyde: Wie biedt ons uitzicht?

Schrijf: