Psalm 28a Ad te Domine clamabo – Luid roep ik tot U o Heer

Blad: 34r

Lees:

Opschrift in rode letters: Christus spreekt in deze psalm van David over de Joden

Bid: Vers 1-4

In het Getijdenboek zijn de verzen 4 en 5, waarin om wraak gebeden wordt, weggelaten.

Kijk:

Rechts in een hoekje zit de psalmist op een heuveltje, terwijl hij zijn handen biddend opheft. Hij kijkt naar een drietal mannen aan de andere kant van het beeld, terwijl zij van elkaar gescheiden zijn door een bruine berg, die boven de horizont uitsteekt. Waarom ligt daar die berg? Twee mannen staan innig tegen elkaar alsof zij elkaar kussen. Of fluistert de een de ander iets in het oor, terwijl de laatste naar de psalmist aan de overkant wijst? Ook de derde, gewapend met speer en schild, wijst naar de psalmist. De opgeven handen van de psalmist komen letterlijk in vers 2 voor. Ze zijn een uitdrukking van het roepen en het smekende gebed van de psalmist. Hij spreekt in het eerste vers God aan met: mijn rots. Is die bruine berg een verbeelding van deze metafoor? In de Latijnse versie van de psalm wordt deze metafoor uit het Hebreeuws echter weggelaten, in navolging van de Griekse vertaling van de psalmen, die deze concrete beelden voor God vermijdt. En dat is toch de versie waar de kunstenaar van uit gaat. Of is dit de grafkuil, waarover de psalmist in het eerste vers spreekt? Of is het toch een berg en dan de tempelberg, waarop het heiligdom staat en waarnaar de psalmist zijn handen op heft? De twee met elkaar fluisterende mannen zijn een verbeelding van de achterbaksheid van de zondaars… die onrecht bedrijven en die in vers 3 zo beschreven wordt: die vriendelijk zijn in hun woorden, maar slecht en gemeen in hun hart. Het is opvallend hoe vaak de kunstenaar de tegenstanders van de psalmist uitbeeldt als gewapende soldaten. Waarom doet hij dat? Volgens het opschrift boven de psalm staat Jezus hier tegenover de Joden.

Bid: Vers 5-9

In het Getijdenboek zijn de verzen 4 en 5, waarin om wraak gebeden wordt, weggelaten.

Kijk nog eens:

In de het tweede deel van de psalm slaat de toon om van smekend naar juichend en lovend. De opgeheven handen van de psalmist kunnen ook daar een uiting van zijn.

Schrijf: