Psalm 39a Dixi custodiam – Ik sprak ik zal goed bewaken

Blad: 49v

Lees:

Opschrift in rode letters: Tot het einde. Voor Idithun. Een lied van/voor David. De profeet berispt de Joden, die rijkdommen hebben en niet weten aan wie het te geven.

Bid: Vers 1-3

Kijk:

Aan de voet van een berg staat de psalmist; met zijn linkerhand maakt hij een afwerend gebaar en zijn rechterwijsvinger heeft hij op zijn lippen gelegd. Hij kijkt naar een oudere man die met opgeheven zwaard op hem afkomt. Het is een letterlijke verbeelding van vers 2: Ik sprak: mijn wandel zal ik goed bewaken en met mijn tong geen zonde doen; ik zal een teugel leggen aan mijn mond, zolang ik onder zondaars moet verkeren. In het latijn staat letterlijk: wanneer de zondaar tegenover mij staat. En dat is precies wat hier is uitgebeeld. Als je goed kijkt is te zien dat de psalmist, dat David een kruis achter zijn hoofd heeft. Voor de kunstenaar is de ik-persoon uit de psalm niet alleen David, maar ook Christus.

Bid: Vers 4-6

Schrijf: