Psalm 69a Salvum me fac – Kom mij haastig redden

Blad: 79r

Lees:

Opschrift in rode letters: Tot het einde. Voor hen, die…. Stem van Christus in de tijd van het lijden.

Bid: Vers 1-5

Kijk:

De psalmist zit in een bootje op zee. Hij verbergt zijn gezicht met zijn in zijn mantel gehulde handen. Naast hem gooien twee mannen met kennelijk plezier een naakte persoon over boord, die wordt opgeslokt door een zeemonster. Wie zijn deze mannen en wie gaat daar over boord? Voor de boot zwemt een naakte vrouw die op een hoorn blaast. Wie is zij? Hoe past dit beeld bij de tekst van de psalm? Bedekt de psalmist zijn gezicht, omdat zijn ogen moe zijn van het turen en het uitzien naar God? In het Getijdenboek (p. 1070) is dit vers de eerste antifoon geworden bij deze psalm. Is het de psalmist zelf die daar over boord gaat?  Vertegenwoordigen die twee mannen degenen door wie de psalmist zich gehaat voelt?

Bid: Vers 6-13

Kijk nog eens:

Het beeld doet sterk denken aan het verhaal over de profeet Jona. Op de vlucht voor God komt het schip waarop hij zit in een hevige storm terecht. De bemanning gooit Jona over boord om de zee tot bedaren te brengen (Jona 1, 15). Dan stuurt God een grote vis om Jona op te slokken; dat moment is door de kunstenaar uitgebeeld. Jona verblijft drie dagen en nachten in de buik van de vis. In de buik bidt Jona een gebed (Jona 2, 2-10), dat veel gelijkenis vertoont met het begin van psalm 69.Voor de kerkvaders is het verhaal over Jona een voorafbeelding van de dood en de opstanding van Jezus. De vrouw in het water is een personificatie van de zee of één van de Nereïden, de zeenimfen die tijdens zware stormen zeelui te hulp komen. 

Luister:

- Save me, o God, Anglicaans, Choir of Gloucester Cathedral.

Schrijf:

Verbeeld je dat je de persoon in de boot bent die zijn handen voor zijn ogen slaat en lees opnieuw de eerste vijf verzen van de psalm: Waarom bedek ik mijn ogen?