Psalm 76b vers 5-13

Blad: 88v

Bid: Vers 5-7

Kijk:

De ruiter zit met gesloten ogen op zijn paard en lijkt bevroren te zijn in zijn beweging. Rechts ligt een man te slapen; hij is gewikkeld in een deken en laat zijn hoofd op zijn hand rusten. Het is een letterlijke illustratie van de verzen 6 en 7: Weerloos gemaakt zijn de dappere mannen, machteloos liggen ze neer en versuft, verlamd zijn de handen van helden. Uw dreigende vuist, God van Jakob, heeft wagens en paarden verstard. In de Latijnse versie wordt gesproken over slapen: Alle dwazen van hart werden verward: zij slapen hun slaap… Door uw terechtwijzing, God van Jakob, zijn zij die een paard bestijgen in slaap gevallen. Dit is letterlijk door de kunstenaar uitgebeeld. Boven de man die ligt te slapen staat een duiveltje, dat hem in de slaap stoort en hem iets aanreikt; wat is het? Een bloem? Wat is het verband met de tekst van de psalm?

Bid: Vers 8-13

Schrijf: