Psalm 77b vers 6-21

Blad: 89v

Bid: Vers 6-16

Kijk:

Een grote groep vrouwen en mannen – sommigen dragen hun schamele bezittingen mee in een doek die aan een stok is bevestigd – staat op het punt het water in te gaan onder leiding van een man, gekleed in een klassiek gewaad, op blote voeten, met een aureool om het hoofd en een boek onder de arm; hij wijst de richting aan die zij moeten gaan. Voor hem uit gaat al een groepje kinderen door het water onder de hand van God; zij wijzen met hun handen naar de overkant. Aan de overkant staat een vurige engel. Alle mensen staren in de verte. Waar kijken ze naar? Naar de  hand van God? Naar de overkant? Naar de engel? Of kijken ze in een onbestemde verte? Het gaat hier ongetwijfeld om de doortocht van het volk Israël door de Rode Zee onder leiding van Mozes (Exodus 14), die de psalmist zich herinnert: Uw arm heeft uw volk de vrijheid gegeven, de kinderen van Jakob en Jozef (vers 16).

Bid: Vers 17-21

Kijk nog eens:

Het plaatje is een prachtige verbeelding van vers 17: Zo hebt Gij uw volk geleid als een kudde door Mozes’ en Aärons hand. De doortocht blijkt het resultaat te zijn van de hand van Mozes en de hand (oftewel de arm) van God.

Schrijf:

Dit beeld van bevrijding door Gods hand zit in de herinnering, in het hoofd van de psalmist die op de vorige bladzijde uit diepe nood tot God roept. Dit beeld geeft hem de moed en de kracht om door te gaan en zijn twijfel aan Gods trouw te overwinnen. Hebben goede herinneringen hetzelfde effect op mij?