Psalm 78b vers 3-20

Blad: 90v

Bid: Vers 3-6

Kijk:

Rechts staat de psalmist die met een spreekgebaar wijst op het tafereel voor hem: Twee kinderen zijn vol aandacht voor een enigszins grimmig kijkende man op een troon en met een aureool om het hoofd, die naar een boek wijst dat hij op zijn schoot vasthoudt. Is het Christus? Achter de leraar een klein figuurtje. Wie is hij? Een assistent die hem souffleert? Een van de kinderen houdt een boekje open op schoot, waarin bij nader toezien de beginwoorden van psalm 118 staan: Beati – immaculati: Gelukkig degenen wier levensweg rein is. In deze psalm beschouwt de psalmist zich als een leerling tegenover God: leer mij uw beschikkingen kennen (vers 12). De psalmist nodigt in de voorgaande verzen van psalm 78 zijn luisteraars uit om wat zij gehoord en begrepen hebben door te geven aan de kinderen. Dat is wat hier gebeurt in een situatie van leraar (Jezus?) en leerlingen.

Bid: Vers 7-9

Kijk:

In de tweede illustratie komt van links een ruiter, die zijn boog aanlegt en richt op een man die reeds eerder door een pijl getroffen werd. Hij steekt zijn hand omhoog als teken van overgave; achter hem liggen twee gesneuvelden. Het is een letterlijke illustratie van vers 9: De zonen van Efraïm, boogschutters zijn het die vluchten wanneer het vechten begint. In het Latijn wordt niet gesproken over vluchten, maar over teruggedreven worden. En dat wordt hier uitgebeeld.

Bid: vers 10-20

Schrijf: