Psalm 122 Laetatus sum – Hoe blij was ik

Blad: 144r

Lees:

Opschrift in rode letters: Zang van de trappen. Van/voor David zelf.

Bid: Vers 1-5

Kijk:

Een man met grijs haar, een grijze baard en blote voeten zit op een zetel. Hij heeft een aureool om het hoofd en op zijn knie houdt hij een boek vast en met zijn rechterhand maakt hij het spreekgebaar. Deze zetel staat op een verhoging met trappen; deze trappen zijn ongetwijfeld een verwijzing naar het opschrift boven de psalm: Zang van de trappen. We kijken ongetwijfeld naar een illustratie van vers 5: Daar staan de zetels van het recht, de troon van Davids huis? Maar wie is de man op de troon? De zetel staat voor de ingang van een mooi versierd kerkgebouw met een kruis op het dak. Het zal een verwijzing zijn naar Gods huis, waarheen de pelgrim op weg is, maar waarom maakt de kunstenaar van Gods huis een kerk?

Bid: Vers 6-9

Kijk nog eens:

De tekst van de psalm geeft geen uitkomst voor de vraag naar de identiteit van de man op de zetel. De blote voeten en het boek wijzen er op dat wij te maken hebben met een apostel. De grijze haren en de baard doen denken aan de apostel Petrus.Sommigen leggen een verband met een uitspraak van Jezus tegen Petrus en de andere leerlingen in het evangelie volgens Matteüs (19, 28): Ik verzeker jullie: wanneer de tijd aanbreekt dat alles vernieuwd wordt, wanneer de Mensenzoon in zijn majesteit zal zetelen op zijn troon, zullen ook jullie die mij gevolgd zijn plaatsnemen op de twaalf tronen en rechtspreken over de twaalf stammen van Israël. Als dit verband juist is, dan zien we Petrus voor de ingang van een kerk op de rechterstoel zitten, terwijl hij rechtspreekt. Maar wat is het verband met de tekst van de psalm?

Schrijf:

Kijk nog eens naar de illustratie: Waarvoor staat in mijn ogen dat kerkgebouw?