Psalm 66 (65) Jubilate Deo - Juicht voor God

De tekst van de psalm

Voor een werkvertaling van de Latijnse tekst klik hier.

De psalm begint met een oproep aan heel de aarde, en dus ook aan de lezer, om voor God te jubelen. Daarna volgen nog vele oproepen: zegt, geeft, zegt, komt, ziet, zegent, laat horen, komt, hoort. De motivatie voor deze oproep geeft hij in drie delen, waarin hij terugkijkt op het verleden: God liet mijn ziel leven en mijn voeten niet wankelen (vers 9), wij gingen door vele beproevingen naar de verkwikking (verzen  10-12), ik riep en Hij verhoorde mij (verzen 17-19).

De tekst in het Psalter

De eerste twee woorden van psalm zijn in rode kapitalen geschreven: Iubilate Deo: Jubelt voor God. Boven aan de bladzijde wordt in rode letters vers 12b-c aangehaald: Transivimus per ignem et aquam, et eduxisti nos (in refrigerium): Wij gingen door vuur en water en jij leidde ons uit (naar de verkwikking).

Het beeld in het Psalter

De initiaal, de letter I, is opgedeeld in twee ruimtes. In de onderste ruimte staat de psalmist met opgeheven armen en zijn lichaam toegewend naar de tekst van de psalm en naar de lezer. Hij staat met één voet in het water en met één voet op het land; zijn linkervoet lijkt in een strik te zitten. Met zijn armen, handen en voeten overschrijdt hij de grenzen van de ruimte en de initiaal. Met zijn linkerhand raakt hij de beginletter van vers 3, de D aan: Zegt God: hoe ontzagwekkend zijn jouw werken, Heer. In de bovenste ruimte staat Christus, die zich voorover buigt en de psalmist bij de polsen vastgrijpt.

Met zijn uitgestrekte armen lijkt de psalmist gehoor te geven aan zijn eigen oproep om te jubelen (vers 1). Of roept hij met zijn uitgestrekte armen om hulp? (vers 17) Het vastgrijpen van de polsen is een verbeelding van de redding (verzen 9, 12c, 16 en 19). In dit ene beeld zien we een roep om hulp, redding uit de nood en een oproep om daarom te jubelen.

Kijken we vooral naar de voeten dan is de initiaal een verbeelding van de terugblik op de doorstane beproevingen in de verzen 10-12: Jij leidde ons in een valstrik, wij gingen door vuur en water en jij leidde ons uit.